Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Kinderkens, nog een kleinen [tijd] ben Ik bij u. Gij zult Mij [42]zoeken, en gelijk Ik den Joden gezegd heb: [43]Waar Ik heenga, kunt gij niet komen; [alzo] [44]zeg Ik ulieden nu ook. 42. Dat is, naar mijne tegenwoordigheid verlangen. 43. Namelijk in den hemel, waar Ik binnen korten tijd zal opvaren, na mijn dood en opstanding. 44. Namelijk dat gij voor dezen tijd met mij niet kunt daar gaan. Zie hfdst.8 vs.21, en vs.36.